• Zoeken
  • Evenementen
  • Berichten
  • Favorieten
  • Mijn account
  • Winkelwagen

De 12 geboden voor PV-installaties: “Als je je hieraan houdt, is je installatie al voor 95% goed.”

We zien een checklist waar taakjes op afgevinkt zijn. In de achtergrond zien we zonnepanelen.
Kennis over zonnepanelen
Bijgewerkt op 21. juni 2023
10 min. leestijd
Memodo Redactie
Memodo Redactie

Onlangs hebben Allart de Jong van Omega Energietechniek en Dennis van der Meij van Solar Engineering hun poster met de 12 geboden voor PV-installaties gepubliceerd. Lees in deze blogpost hoe deze 12 geboden tot stand zijn gekomen en waarom juist deze geboden zo belangrijk zijn voor een veilige installatie.

Hoi Allart en Dennis, vertel eens, hoe zijn die 12 geboden tot stand gekomen?

Allart: “Het idee ontstond in de podcast van Dennis. We zaten een beetje te filosoferen dat er eigenlijk een soort tien geboden voor installateurs moesten zijn met de standaard zaken die een installateur van zonnepanelen behoort te weten. Dat is uiteindelijk deze poster met de twaalf geboden geworden, met een knipoog naar de Scope 12. Als je aan deze punten voldoet, is je installatie al voor 95% goed. We willen dat installateurs deze twaalf geboden in hun geheugen prenten.”

De 12 geboden

1. Werk altijd veilig met steiger en/of randbeveiliging

Allart: “We zien de laatste tijd regelmatig berichten voorbijkomen over installateurs die van het dak vallen, soms met dodelijke afloop. Daarom is de allerbelangrijkste regel dat je veilig werkt en dus een steiger en/of randbeveiliging gebruikt.”

Dennis: “De randbeveiliging zorgt ervoor dat je als je vanuit de nok naar beneden stuitert, je tegen het hekwerk aanvalt. Je breekt misschien wel je arm, maar je leeft in ieder geval nog omdat je niet over de dakrand heen gaat. En als je een steiger gebruikt, hoef je niet op de dakrand te werken. Bovendien kun je je panelen dan fatsoenlijk vervoeren en je gereedschap een beetje netjes wegleggen.”

2. Bepaal (ballast)gewicht met calculatietool dakdraagfabrikant en controleer dit bij de constructeur

Allart: “Als je te weinig ballast in de onderconstructie plaatst, kan het hele systeem opgetild worden door de wind. Dus je wilt de benodigde ballast berekenen en ook, dat is heel belangrijk, volgens de berekening uitvoeren. Andersom kun je bij te veel ballast lekkage krijgen in het dak. Het water blijft dan staan, waardoor het gewicht op het dak toeneemt en er instortingsgevaar kan ontstaan. Het is dus erg belangrijk om de ballast goed te berekenen en ook goed uit te voeren.”

Dennis: “Veel installateurs doen hier een beetje makkelijk over. Ze gaan bij de ballast bijvoorbeeld uit van een hoogte van 3 meter of doen standaard 15 kilo onder een paneel. Maar hoeveel ballast je nodig hebt, is afhankelijk van de locatie, de hoogte en het formaat van het gebouw. Daar kun je dus helemaal geen algemene vuistregel op toepassen. Ook is het belangrijk om bij de constructeur te controleren of het dak het gewicht dat jij erop wilt leggen wel dragen kan.”

3. Stem je connectoren op elkaar af. Merk op merk of, bij een Scope 12-inspectie, check de lijst in Technisch Document 18 van SCIOS

Allart: “Als er connectoren van verschillende merken worden gebruikt, is de verbinding mogelijk niet optimaal en kan het zijn dat ze te heet worden en in brand vliegen. Daarom adviseren wij altijd om merk op merk te gebruiken. Bij grootschalige projecten lukt dat niet altijd en daarvoor heeft de Scope 12-commissie een uitzonderingslijst opgesteld. Deze kan je terugvinden in Technisch Document 18. Hierin staan de merken die bij uitzondering ook met elkaar gecombineerd mogen worden als merk op merk niet mogelijk is.”

4. Werk met minimaal spanningsverlies (of -opdrijving) van maximaal 1,5% bij zowel AC als DC

Allart: “Als je geen zonnepanelen hebt, heb je in Nederland een voedingsspanning van bijvoorbeeld 230 volt. Hier mag 10% van afgeweken worden. Op het moment dat je zonnepanelen gaat aansluiten, vindt er spanningsopdrijving plaats doordat we gaan invoeden op het net. Zeker als je dunne kabels gebruikt, gaat de spanningsopdrijving snel omhoog, tot op het punt dat je op 10% zit en de omvormer wordt afgeschakeld omdat de spanning te hoog wordt. Er kan zelfs brand ontstaan doordat de bekabeling te warm wordt. Om de risico’s zo veel mogelijk te beperken zeggen we bij Scope 12 dat het spanningsverlies of de spanningsopdrijving maximaal 1,5% mag zijn. Dat is strenger dan NEN 1010 voorschrijft.”

5. Belast de installatieautomaten of mespatronen voor maximaal 80% en houd rekening met opgetelde stromen

Allart: “Als een installatieautomaat 100% belast wordt, kan hij te warm worden. Hij kan zelfs uitbranden, omdat hij zijn warmte niet goed kwijt kan. Daarom adviseren we, op basis van de norm voor verdelers (NEN-EN-IEC 61439), om de installatieautomaat voor maximaal 80% te belasten. Dan wordt hij minder warm, blijft hij betrouwbaarder en is er minder risico op oververhitting en brand.”

6. Behandel de panelen alsof het je liefdespartner is, om beschadigingen en microcracks te voorkomen

Dennis: “De cellen die in de zonnepanelen zitten zijn heel kwetsbaar en breken heel snel. Dit zie je niet aan de buitenkant, maar heeft wel invloed op de opbrengst. Bij een beschadigde cel loop je ook weer het risico dat de folie aan de achterkant wegsmelt. Dit is vervolgschade die helemaal niet nodig is als je een beetje normaal met je panelen omgaat."

Allart: “Dus: pak de panelen netjes op met handschoenen aan, leg ze rustig neer en boor ze goed vast. Niet te hard, niet te zacht. Ga ermee om zoals je ook met je liefdespartner zou omgaan.”

7. Werk volgens en houd je aan voorschriften van de fabrikant

Dennis: “In de handleiding van de fabrikant staat precies hoe je een systeem moet installeren. Dit verschilt per fabrikant en leer je dus niet in een cursus. We zijn alleen niet meer gewend om handleidingen te lezen. We denken het zelf wel te kunnen en pas als het verkeerd gaat, pakken we de handleiding erbij. Maar als je niet volgens de handleiding monteert, loop je bij keuringen het risico op afkeur. De fabrikant schrijft natuurlijk niet zomaar wat in zijn handleiding. Hij schrijft bijvoorbeeld voor hoe je een product moet bevestigen, op wat voor ondergrond, met welke hulpmiddelen/gereedschappen en onder welke omstandigheden. Veel van de fouten bij montage openbaren zich pas op langere termijn. Dit had je heel eenvoudig kunnen voorkomen door gewoon de handleiding te lezen.”

8. Voer kabels gescheiden door in verband met brand en bescherm ze tegen scherpe randen

Allart: “Als je twee kabels hebt waarvan de plus- en minpool verbinding maken met elkaar, krijg je kortsluiting en vervolgens een vlamboog met risico op brand”, vertelt Allart. “Als je die kabels ver genoeg uit elkaar legt, kan de vlamboog niet optreden. Je hebt dus twee dakdoorvoeren nodig of één dakdoorvoer waar je de kabels netjes in aparte buisjes doorheen voert.”

Dennis: “Ook scherpe delen kunnen zorgen voor schade, brand of uitgevallen panelen. We zien dat hier heel veel fouten worden gemaakt omdat installateurs de bekabeling in het PV-systeem langs scherpe randen of bramen aanleggen. Dat is natuurlijk niet zo handig.”

9. Vereffen je hele installatie. Vraag een specialist bij toepassing overspanningsbeveiliging.

Allart: “Vereffenen kan om twee redenen van belang zijn. Allereerst moet een omvormer continu kunnen controleren of de kabels en de onderconstructie of andere vreemd geleidende delen geen kortsluiting met elkaar maken. Daarvoor moet er een vereffeningsleiding aangelegd worden tussen het aardingsaansluitingspunt en de onderconstructie. Dit kan een voorschrift vanuit de omvormerfabrikant zijn. Daarnaast schrijft NEN 1010 voor dat vereffening toegepast moet worden waar dat noodzakelijk is. In het geval van een PV-installatie is er een spanningsverschil tussen de bovenzijde en onderzijde van het paneel. Er komt dan een potentiaalverschil op de onderconstructie te staan, met als gevolg dat wanneer je de onderconstructie aanraakt, je een schok kunt krijgen. Dat kan vervelende gevolgen hebben als je aan de rand van het dak of op een ladder staat en schrikt. Met potentiaalvereffening, het gelijk maken van de onderlinge spanning, kun je dit voorkomen.”

10. Kabelmanagement: kabels horen in een buis of in een goot, niet in het water. Maak connectoren vast aan het frame of rail.

Allart: “Als de kabels loshangen en de connectoren niet goed zijn bevestigd, kan er vocht in de connector komen en corrosie veroorzaken. Dit leidt weer tot een hogere weerstand en warmteontwikkeling, wat er mogelijk toe kan leiden dat de connectoren smelten of zelfs vlam vatten. Door de connectoren op te binden, kan het vocht naar beneden lopen in plaats van dat het in de connector blijft zitten. Wat kabelmanagement betreft: als kabels vochtig worden, gaat de UV-bestendigheid naar beneden. Dan worden ze broos en kunnen ze gaan scheuren. Daarom wil je je kabels in een open kabelgoot hebben, zodat het water overal weg kan.”

Dennis: “Om de kabels bij elkaar te houden, worden bundelbanden gebruikt. Daarbij is het wel belangrijk om bundelbanden te gebruiken die geschikt zijn voor deze toepassing. Standaard bundelbanden zijn geschikt voor 60, 70 graden, terwijl het onder een paneel best 85 graden kan worden. Verder zijn veel bundelbanden wit, maar witte bundelbanden zijn niet UV-bestendig. Daarvoor moet er grafiet in verwerkt worden en aangezien grafiet zwart is, zijn UV-bestendige bundelbanden dus ook zwart. Wat niet wil zeggen dat alle zwarte bundelbanden UV-bestendig zijn, want er is ook gewoon zwart plastic zonder grafiet erin. Lang verhaal kort: verdiep je er gewoon een keer in zodat je bundelbanden kiest die niet binnen 2 jaar versleten zijn en afbreken, want dan liggen je connectoren gewoon weer in het water of op het dakvlak…”

11. Codeer de strengen en omvormers, voorzie ze van het juiste label

Allart: “Op het moment dat je iets loshaalt, wil je weten waar het naartoe gaat en hoe je het weer moet aansluiten. Dit is vooral van belang bij grotere installaties waar soms tientallen omvormers hangen en honderden kabels naar binnen komen. Als je die weer correct wilt aansluiten, moeten de strengen en omvormers gecodeerd zijn en het juiste label hebben. Ook is het belangrijk dat je deugdelijke installatietekeningen hebt, zodat je kunt achterhalen waar alles zich bevindt, zowel beneden als op het dak. Duidelijkheid in de installatie geeft rust in de kop.”

Hoewel de twaalf geboden vooral gericht zijn op de zakelijke markt, merkt Allart op dat de overige elf van de twaalf geboden gewoon overgenomen kunnen worden voor de particuliere markt. “Dit verhoogt de kwaliteit en zorgt voor minder uitval en storingen.”

12. Controleer, test, maak foto’s en documenteer

Allart: “Er is dit jaar een nieuwe wet in werking getreden: de Wet Kwaliteitsborging Bouw. Die houdt onder andere in dat je alles wat je doet moet registreren, ook als installateur van zonnepanelen. Stel dat je zonnepanelen hebt gelegd op het dak van een boerenschuur. Als je niet hebt vastgelegd hoe je dit systeem hebt aangelegd, weet iemand die later aan de installatie moet werken niet hoe de installatie eruitziet. Zorg dus voor goede tekeningen en goed fotomateriaal en bewaar dit. Niet alleen zodat je bij een controle kunt aantonen wat je gedaan hebt, maar ook omdat je je collega dan niet met z’n handen in het haar laat staan.”

Dennis: “Verder is het heel belangrijk om te testen. Als je niet test, weet je ook niet of de boel wel werkt. Ik kom met name in de particuliere sector zat installaties tegen die gewoon uit staan, omdat er ergens een connector los ligt. Die zijn dus helemaal niet getest. Maar als autofabrikant zeg je toch ook niet: “We zien in de showroom wel of de auto het doet”?”

Misschien vind je dit ook interessant
Even geduld. De meldingen komen naar je toe.
Meldingen
    Oeps! Er ging iets fout met het laden van de meldingen